Translate

dinsdag 10 juli 2012

Net teruggevonden. Een column van Koen Meulenaere over Constant Vanden Stock. Over de doden (bijna) niets dan goeds, zeker?

De koopman van Anderlecht


Constant Vanden Stock is zonder enige twijfel de belangrijkste figuur uit de geschiedenis van het Belgisch voetbal. Zijn geheim: kennis van mensen, kennis van voetbal, en kennis van zaken.

Vanden Stock bereikte zowel in het zakenleven als in het voetbal met dezelfde strategie de top: hij zocht het talent waar het zat, en kocht het vervolgens op. In de zaken deed hij dat door de vele familiale brouwerijtjes in en rond Brussel een voor een over te nemen, wat zijn Belle-Vue almaar sterker maakte en de concurrentie almaar zwakker. In het voetbal deed hij precies hetzelfde.

Vanden Stock had zelf in de hoogste klasse gespeeld, en was tien jaar selectieheer geweest van de Rode Duivels. Hij maakte deel uit van het bestuur van Anderlecht, dat in de jaren zestig geleid werd door voorzitter Albert Roosens en secretaris-generaal Eugène Steppé. Toen de club nieuw kapitaal nodig had, was Vanden Stock bereid dat te leveren, op voorwaarde dat hij dan ook beslissingsrecht kreeg. Die eis werd niet aanvaard, waarna Vanden Stock toetrad tot het bestuur van Club Brugge. Het is tekenend voor het karakter van de man die als charmant en beminnelijk werd afgeschilderd, maar die tegelijkertijd bikkelhard was, vooral als zijn wil geen wet werd.
In 1969 stapte Vanden Stock dan toch door de grote poort het Astridpark weer binnen, en werd er twee jaar later voorzitter. Met zijn geld, zijn organisatorische capaciteiten en zijn neus voor voetbaltalent, bracht hij Anderlecht in enkele jaren naar de Europese top. Sporting won drie Europese bekers en twee Europese Supercups, en het verloor ook nog vier Europese finales. Het werd onder zijn voorzitterschap tien keer Belgisch kampioen en won zeven keer de beker.

Vanden Stock kon lange tijd rekenen op twee nóg grotere voetbalkenners die hem met raad en daad bij stonden. Enerzijds zijn voorganger Albert Roosens, weg gesluisd naar de Voetbalbond waar hij als secretaris-generaal op de eerste rij zat om elke jonge belofte in België te detecteren. Anderzijds de innemende Hongaarse spelersmakelaar Jenoe Bekeffy, een graag geziene gast in alle grote voetbalhuizen van Europa.

Vanden Stock werd de rijkste, en kocht wat hij wou. Dat deed hij van meet af aan, want van zijn passage in Brugge maakte hij gebruik om Rob Rensenbrink naar Brussel te lokken. De Nederlander, technisch de gelijke van Johan Cruijff, was de grote sleutel tot de internationale successen van de jaren zeventig. Later haalde hij bij RWDM niet alleen topvoetballers Benny Nielsen en Morten Olsen, maar ook manager Michel Verschueren. Met deze onverwoestbare trouwe kracht aan zijn zijde, pakte hij in de jaren tachtig uit met een project dat toonaangevend was in Europa: een nieuw stadion met loges en business seats als extra bron van inkomsten.

Het maakte mogelijk om in de steeds duurder wordende voetbalwereld overeind te blijven. Toen onderzoeksrechter Guy Bellemans de strijd aanbond met het zwart geld in het voetbal, sloot Anderlecht een akkoord met de fiscus, betaalde een gigantisch bedrag aan achterstallen, en zette zodoende al zijn ex-spelers uit de wind. Eind jaren tachtig dreigde het KV Mechelen van John Cordier even de fakkel over te nemen. Vanden Stock kocht er prompt de manager, de trainer, en een keurgroep van topspelers weg.
In de jaren negentig eindigde het verhaal. Belle-Vue had op zijn beurt de wet van de sterkste ondergaan en was overgekocht door Interbrew. Op de club liet Vanden Stock de leiding, tegen zijn hart in, over aan zijn zoon Roger en zijn neef Philippe Colin. In 1997 kwam aan het licht dat hij nog wel meer had gekocht dan brouwerijen en spelers. In 1984 had hij scheidsrechter Emilio Gurucetta-Muro één miljoen frank gegeven, officieel geleend, waarna de Spanjaard Anderlecht met kundige hand door de halve finale van de Uefacup tegen Nottingham Forest leidde. Het bleek ook dat Vanden Stock jarenlang zwijggeld had betaald aan twee afpersers: Jean Elst en René Van Aeken.

Anderlecht ontsnapte door verjaring van de feiten aan een zware schorsing, maar voor de zo op zijn prestige gestelde Constant Vanden Stock was deze publieke schande een klap die hij nooit te boven is gekomen. Tot zijn ziekte hem velde, zat hij nog wel geregeld op de eretribune van het naar hem genoemde stadion, maar het was niet meer met dezelfde grandeur.

Koen Meulenaere (Knack, april 2008)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten